voor de bakker zijn


voor de bakker zijn 1.0

in orde zijn; voor elkaar zijn; geregeld zijn

Algemene voorbeelden


Vader: Zoon, ik onterf je als je voor het jaar 2000 geen keuze hebt gemaakt. Jacques: Chinese jaartelling? Vader boos: Vóór 2000 na Christus. Geen dag later of anders ...! Patrick: Of anders wat? Vader nog bozer: Dan wordt-ie onterfd! Patrick: Oh, dat. Jacques: Dat komt voor de bakker.

Fin de siècle, John Schleipen,

'Willen jullie dingen overnemen waar wij geen plaats voor hebben?' 'Komt voor de bakker', zei Rune en Anna moest lachen. 'Ze horen immers bij dit huis.'

Anna, Hanna en Johanna, Marianne Fredriksson,

Je hoeft geen kennis te hebben van websites en dergelijke. Lever je spullen gewoon via de mail aan en het komt voor de bakker.

http://www.bezuidenhout.nl/html/gezocht__bijdragers_.html

'Als u nog even wilt tekenen voor ontvangst is het voor de bakker, mevrouwtje.'

De klokkenluider, Tomas Ross,

De kerel staat daar zo kalm omdat het voor de bakker is, dacht hij.

Verborgen schade, Aster Berkhof,